Sensibilisering kan vinger op de akoestische wonde leggen
Dit artikel maakt deel uit van de Ronde Tafel Akoestiek in schoolgebouwen
Steven De Bondt merkt op dat lawaaivervuiling volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) vervuilingsprobleem nummer 2 is na luchtvervuiling en dat men op akoestisch vlak in onze buurlanden verder gaat dan bij ons: daar worden lage frequenties van 125 en 250 Hertz al als een probleem gezien. “Als Acoustic Ambassador van Rockfon voor België tracht ik bouwheren en architecten met beelden, cijfers, facts en do’s en don’ts bewust te maken van het belang van akoestiek in gebouwen. Dat slaat dikwijls in als een bom”, duidt hij.
Bruno Wautier stelt vast dat heel vaak eerst de refter wordt aangepakt en veel minder de klaslokalen. “Men doet nochtans best eerst de klassen; circulatieruimtes zijn het minst dringend. Scholen proberen ook eerst de thermische problematiek op te lossen en zetten de ramen open, maar zo stoken ze alle warmte buiten. Ook brandveiligheid is een issue, deels om veiligheidsredenen. De brandlast en het brandrisico zitten dikwijls in de plafonds. Bovendien is de akoestische norm bedoeld voor nieuwe scholen, terwijl de brandnormering geldt voor alle gebouwen”, stelt Jos Leyssens.
Dagmar De Brucker betreurt dat er zo weinig onderzoek is naar de relatie tussen akoestiek en welbevinden. Kinderen kunnen door een slechte akoestiek immers hoofdpijn krijgen en zich niet meer kunnen concentreren. Een slechte akoestiek kan een versterkende factor en zelfs de spreekwoordelijke druppel vormen voor burn-outs in scholen, weet Justine Derudder.
Yves Demaertelaere zag al eens een leerling constant met zijn handen aan zijn hoofd zitten. “Soms zie ik kinderen in de klas met koptelefoons (noise cancelling headphones) omdat het geluid er niet te harden is. Door corona zijn we ons gelukkig wel bewuster geworden van akoestische problemen en van de impact van vergaderen met mensen in één ruimte. In eerste instantie word je trouwens gevoeliger voor achtergrondgeluid. We krijgen ook vragen over roze ruis en ‘white noise’, ruis op steeds dezelfde frequentie met minder pieken die sommigen als storend ervaren. De nieuwe normen besteden daaraan wel aandacht. Tussen 500 en 2.000 of 3.000 Hz moet je actief ingrijpen. De akoestiek is ook vaak een probleem in sportzalen en op overdekte speelplaatsen. In een sportzaal enkel het 6 tot 7 m hoge plafond behandelen volstaat niet”, waarschuwt Floris Rotsaert.
Maakt ook deel uit van deze Ronde Tafel
17/11/2022 - 08:23Akoestische oplossingen kunnen veel leed vermijden
Justine Derudder, die erop wijst dat één van de jongste dakelementen van Unilin Insulation focust op akoestiek, beseft dat akoestische isolatie niet zo tastbaar is en pleit voor de lancering van een label dat peilt naar het comfort bij kinderen. “De aandacht voor welzijn en akoestiek stijgt gelukkig en ze kunnen zelfs een één-op-één-verhaal worden”, hoopt ze.
Jos Leyssens merkt op dat scholen worden beoordeeld op de resultaten van hun leerlingen in het voortgezet onderwijs. “Die resultaten zijn gelinkt aan de motivatie van de leerkracht en die laatste kan dan weer gelinkt zijn aan akoestiek”, oppert hij.
Yves Demaertelaere pleit voor een Scandinavische visie waarbij leerlingen zich meer holistisch kunnen ontwikkelen en niet eenzijdig moeten excelleren. “Bij ons moet gepresteerd worden en staat cognitie, het vermogen tot kennisverwerving, voorop. Scholen mogen echter niet langer alles in vakjes indelen en moeten een integrale benadering nastreven. We evolueren ook naar grotere ruimtes met verschillende leerzones waar een team van leerkrachten verantwoordelijk is voor een community van leerlingen. Als auteur van twee boeken over deze materie, waaronder ‘Scholen slim organiseren’, vraag ik me wel af wat het effect is op de akoestiek als we de deuren van klaslokalen openzetten om grotere ruimtes te creëren. Wanneer één groepje leerlingen in een afgesloten glazen box werkt, een ander in een atrium aan de slag is en een derde nog elders studeert, vormt dit een hele akoestische uitdaging”, beseft hij.
Het is misschien wel aangewezen om een bepaalde categorisering (label of score) toe te kennen aan gebouwen die voldoen aan bepaalde akoestische eisen en/of normeringen, bv. een A-label voor een school die uitstekend scoort op akoestisch vlak zodat ouders en leerkrachten (leken op dit vlak) weten dat ze een hoog akoestisch comfort haalt.
“Dat geluidsisolatielabel komt er alvast voor appartementsgebouwen en de ABAV (Belgian Acoustical Society – Belgische Akoestische Vereniging – Association Belge des Acousticiens) werkt aan een normering voor de horeca”, weet Floris Rotsaert. “Het is wel belangrijk dat de betrokkenen daar dan ook oog voor hebben”, meent Justine Derudder. Dagmar De Brucker vreest dat de inspectie daar niet zal op ingaan. Ook voor Jos Leyssens heeft zulk label geen kans op slagen. “Ouders vinden het nu eenmaal veel belangrijker dat hun kinderen naar een leuke school gaan en de kwalitatieve buitenruimte van een school wordt hoger ingeschat dan een A-label voor akoestiek”, vrees hij.
Volgens Yves Demaertelaere kan je als prikkelarme schoolomgeving ook expliciet aandacht opbrengen voor het welzijn van het kind zonder dat daarop alweer een label hoeft geplakt te worden. “Je moet vooral nadenken welke school je wil zijn en met het oog hierop bepaalde punten onder de aandacht brengen. Elke school vindt dat ze goed bezig is, maar met akoestiek kan ze echt het verschil maken”, oppert hij.
Jos Leyssens houdt alvast rekening met deze grotere ruimtes. “Een middelbare klas bestrijkt 50 tot 55 m², een klas in een basisschool 65 m². Vandaag wordt ons gevraagd om polyvalente lokalen van 100 tot 150 m² te ontwerpen voor verschillende leerkrachten en vijftig leerlingen. Die diversificatie en bijsturing in de klas zelf vergen akoestische oplossingen, waarbij je ook moet kijken naar het meubilair en structurele oplossingen moet bedenken; er wordt immers een onderscheid gemaakt tussen meters zonder meubilair en in situ meters met meubilair. Gelukkig bestaan er leuke meubilairoplossingen. De tien jaar oude norm moet ook rekening houden met deze grotere ruimtes en het meubilair”, merkt hij op.
Floris Rotsaert merkt op dat voor deze insteek geen norm bestaat; er is wel een leidraad van GRO (duurzaamheidsmeter), een door Het Facilitair Bedrijf van de Vlaamse overheid ontwikkeld instrument om de duurzaamheid van bouwprojecten te meten en te vergroten. Steven De Bondt stelt vast dat men in kantoren wél kijkt naar welbehagen en akoestiek, maar Justine Derudder stipt aan dat men dit daar doet uit welbegrepen eigenbelang; als werknemers in geen aangename werkplek kunnen vertoeven, zijn ze weg.
Jos Leyssens wijst in dat verband op het hemelsbrede verschil tussen thuiswerk en een schoolomgeving: thuis werken kan nuttig en efficiënt zijn, maar leerlingen thuis les laten volgen vindt hij slechts een tijdelijke en niet dé oplossing. Yves Demaertelaere gaat hier echter niet helemaal in mee: “Ik hoop toch dat we leerlingen niet opnieuw van 8.30 uur tot 16 uur op de schoolbanken laten zitten en dat we voor bepaalde doelgroepen zoals derdegraadsleerlingen in het secundair onderwijs nadenken over vormen van afstandsleren, bv. in de voormiddag thuis en ‘s namiddags op school; sommigen leren zo sneller dan met een leerkracht. In Duitsland brengen leerlingen ook geen acht uur per dag op school door en sporten ze veel meer. We zijn holderdebolder, abrupt en volledig in het thuisonderwijs beland en waren daar niet op voorbereid, maar het is te kort door de bocht om dat nu weg te gooien. Dit biedt immers veel ruimte om te differentiëren en leerlingen persoonlijker te benaderen. Bovendien kampen we minstens tot 2025 met een groot leraarstekort”, oordeelt hij.
Floris Rotsaert vraagt zich af in hoeverre de akoestische norm al klaar is voor de school van morgen. “Een aantal regeltjes, vooral gericht op geluidsabsorptie, hebben wel aandacht voor de geluidsoverdracht tussen lokalen maar niet in één lokaal. Ze handelen vooral over luchtcontactgeluid en hinder in lokalen. Er is ook geen finetuning geweest, zeker niet in grote ruimtes”, antwoordt Jos Leyssens. Hij vindt flexibele wanden in grote ruimtes geen slecht idee, want ze vormen een manier om leraars te doen meegaan in een nieuw denkpatroon al blijft die wand vaak wel gesloten. We moeten volgens hem ook gewoon stil kunnen zijn en leren luisteren naar elkaar, zeker als het geluid wat moeilijker doordringt. In het bijzonder onderwijs wordt daar meer aandacht aan besteed.
Justine Derudder beseft ook dat grote ruimtes een uitdaging vormen inzake akoestische isolatie want het geluid gaat er van de ene locatie naar de andere. “Zeker leerlingen met ADHD en autismespectrumstoornissen en hoogsensitieve personen in een klas met een slechte akoestiek hebben baat bij stilte; ze horen letterlijk passer en lat vallen. Daar gebeurt ook wel onderzoek naar, maar er zijn ook nog zovele andere kinderen”, weet ze. Dagmar De Brucker merkt op dat ook wordt ingezet op spraakverstaanbaarheid.