Akoestische oplossingen kunnen veel leed vermijden
Dit artikel maakt deel uit van de Ronde Tafel Akoestiek in schoolgebouwen
Een belangrijke vraag is hoe scholen omspringen met flexibele en steeds wijzigende lokalen waarbij de akoestische norm naargelang de functie van de ruimte verschilt. Akoestisch comfort kan hier niet achterblijven en de tijd waarin overal een systeemplafond werd voorzien, is voorbij. Hoe kunnen we ruimtes open laten en toch flexibel (akoestisch) opdelen? Hier is geen one fits all-oplossing.
Daarnaast moeten we ons afvragen hoe een school omgaat met haar investeringen in gebouwen (waarvan akoestiek een belangrijk onderdeel vormt): beschouwt ze dit nog steeds als een investeringskost of eerder als een servicekost (CapEx (Capital Expenditures of grote uitgaven op lange termijn versus OpEx (Operating Expenses of dagelijkse uitgaven)?
“Scholen staan open voor een servicemodel als meer gespreid betalingspatroon. Dat hoort ook bij het flexibele waarbij we akoestiek voorzien over vijf jaar en kijken of we akoestische oplossingen moeten bijplaatsen of wegnemen”, meldt Floris Rotsaert.
Volgens Jos Leyssens kunnen Esco’s (Energy Service Companies) een oplossing bieden. “Scholen hanteren nu al werkingsmiddelen om in hun patrimonium te investeren i.p.v. in het pedagogische, wat in feite ongezond is”, meent hij. Als goedkope en onmiddellijk invoerbare akoestische maatregelen prijst hij alvast tamelijk hoog geplaatste akoestische gordijnen aan. “Ze zijn niet perfect en voldoen misschien niet aan de norm, maar bieden wel veel comfort en werken heel absorberend. Ze schenken ook flexibiliteit aan ruimtes en laten toe om die efficiënt op te delen. Daarnaast voorzien we vele harde materialen (plafonds, wanden) voor de degelijkheid; Scholen van Morgen heeft ons immers doen nadenken over het onderhoud en ons doen kiezen voor zulke onderhoudsvriendelijke materialen. Zo kan je een tegelvloer in alle klimatologische omstandigheden leggen en makkelijk vervangen. De Britse School in Tervuren, die we bouwden, is fan van tapijten, een onderhoudsvriendelijke en akoestisch degelijke oplossing die alvast één van de zes wanden akoestisch in orde maakt. Vlaamse scholen staan daar echter doorgaans heel afkerig tegenover”, stipt hij aan.
“Het gebruik van gordijnen die je opent en sluit, komt uit de muziekwereld; tijdens mijn opleiding werd overigens wel aandacht besteed aan de akoestiek in concertzalen, maar niet in gebouwen. We plaatsen gordijnen langs de muur met een railsysteem die het geluid wel doffer maken, maar niet echt helpen. Spanplafonds in pvc of textiel absorberen op zich het geluid niet en vilt is veel te fijn, waardoor je daarachter steeds absorptiemateriaal moet voorzien. Je kan ook schermen plaatsen”, oppert Floris Rotsaert. “Als gordijnen een cosy gevoel scheppen en voor minder afleiding zorgen, ben ik er voor”, knikt Yves Demaertelaere.
Maakt ook deel uit van deze Ronde Tafel
Je kan je trouwens afvragen of scholen wel de impact van akoestiek beseffen of hun aandacht hiervoor eerder als een noodzakelijk kwaad zien om zich in regel te stellen met de normeringen; er wordt immers wel vaak tijd, energie en studiewerk in gestopt, maar deze aandacht verdampt dikwijls doorheen het bouwproces. Daarnaast kijken onze buurlanden steeds meer naar een lage frequentie als storende factor, terwijl dit in de Belgische norm enkel in de voetnoten voorkomt.
Volgens Jos Leyssens balanceren architecten tussen het functionele en het esthetische. “Firma’s reiken vaak standaard- en modulaire oplossingen aan, maar daar willen we wat van af omdat we in specifieke omstandigheden werken. Er moet ook naar de prijs-kwaliteitverhouding gekeken worden en daar wringt vaak het schoentje. We zijn wel vragende partij voor esthetische oplossingen”, beklemtoont hij.
Volgens Justine Derudder dacht men vroeger dat akoestische oplossingen per definitie lelijk waren, maar dat is niet meer het geval. ”Er bestaan bv. Heraklith-panelen in een heleboel kleuren en houtsoorten die je kan perforeren en waarmee je een Scandinavische look kan creëren”, deelt ze mee.
Bruno Wautier signaleert dat een goede akoestische oplossing zelfs perfect onzichtbaar kan zijn; je kan naadloos en in de kleuren van je voorkeur werken. “Helaas weten te weinig architecten wat in de markt speelt, al is dit ook een complex onderwerp en kunnen architecten geen expert zijn in elk vakgebied”, beseffen Floris Rotsaert en Justine Derudder.
“Aan de KU Leuven hamerde men erop dat een architect als een orkestmeester de juiste specialisten moet samenbrengen. Zo zijn Daidalos en De Fonseca specialisten in akoestiek, maar ze hebben weinig concurrentie. Studiebureaus zijn er overigens altijd te weinig en het is belangrijk dat ze van in het begin meedenken en een goeie akoestiek al bij het concept inbouwen. Zo werk je bij caracolevormen in een spiraal waardoor je het geluid al grotendeels kan wegnemen. Ook massa is belangrijk als je de overdracht van geluid goed wil beheersen en silicaatsteen, vooral in Nederland gebruikt, vormt een zeer massief gelijmd blok met een uitstekende akoestische kwaliteit die steeds meer in ziekenhuizen, wzc’s en scholen wordt gebruikt”, beklemtoont Jos Leyssens.
Fabrikanten moeten ontwerpers en opdrachtgevers zo goed mogelijk bijstaan en ondersteunen vanaf de ontwerpfase zodat akoestische oplossingen van in het begin worden geïntegreerd. De architect/orkestmeester heeft immers goeie materiaalinformatie nodig.
“Architecten zullen altijd deels generalisten blijven. Een veertigtal architectenbureaus zijn vooral bezig met scholenbouw; fabrikanten mogen hen gerust af en toe contacteren met hun bedrijfs- en productinformatie, al vinden we de meeste info al wel online. Sommige fabrikanten contacteren mij trouwens regelmatig om te vragen met welke projecten we bezig zijn, zodat ze weten wat we nodig hebben. Onze architectenbureaus werken ook meer samen met andere binnen- en buitenlandse bureaus, maar ze moeten onafhankelijk kunnen blijven van aannemers en neutrale keuzes kunnen maken. Conceptueel denken is in elk geval erg nuttig en zorgt voor minder frustraties achteraf. Daarin speelt de fabrikant een belangrijke rol”, vult Jos Leyssens aan. Ook Justine Derudder pleit ervoor dat in het ontwerp al meteen het akoestische, thermische en esthetische aspect wordt verwerkt.
“Moderne schoolconcepten waarbij klaslokalen met flexibele wanden of schuifdeuren kunnen omgevormd worden tot grotere multifunctionele leefruimtes (leerlabo’s, studiezalen, …) vormen een bijzondere uitdaging voor de akoestiek, maar we moeten er ook voor zorgen dat kleine en eengemaakte ruimtes dezelfde akoestische kwaliteit bezitten. Daarnaast kampen oudere schoolgebouwen met een slechte akoestiek en vaak werden ook kapellen of andere oude gebouwen aan een school gehecht met hoge en/of valse plafonds; de vraag is hoe ze akoestisch vriendelijk kunnen worden gemaakt met de beperkte budgetten. En daarnaast vereist de steeds grotere nadruk op luchtkwaliteit (n.a.v. corona) ventilatiesystemen en -leidingen die echter doorboringen veroorzaken in (oude) gebouwen en nefast zijn voor de akoestiek. Belangrijk is dan ook een integrale oplossing die goed is voor lucht, geluid en temperatuur. Ook overdekte speelplaatsen zijn vaak een bron van ergernis waar amper iets aan te doen is. Ik zie vaak wel aantrekkelijke foto’s van refters, maar zelden van overdekte speelplaatsen in brochures”, stelt Yves Demaertelaere vast.
Floris Rotsaert vindt het aantal geschikte materialen voor een overdekte speelplaats sowieso beperkt; je moet er rekening mee houden dat bestendig voldoende daglicht binnenvloeit en vooral kijken naar weerbestendige wandoplossingen. Jos Leyssens merkt op dat er een verschil is tussen een overdekte buitenruimte en een luifel die als overdekte speelplaats fungeert. “Overdekte speelplaatsen krijgen een toelage van € 600 per m² (fysische norm), maar alleen voor een luifel en dit bedrag volstaat niet voor een fatsoenlijke constructie. Het gevolg is dat men kiest voor een kunststof luifel zonder akoestische kwaliteit. In gebouwen bestaan constructies die je aan het plafond ophangt en kan laten zakken tot op een bepaalde hoogte. Baffles (geluidswerende platen van steenwol) kan je horizontaal of verticaal aan spankabels hangen waarbij je het karakter en de charme van een gebouw kan behouden. Oudere gebouwen blijven inderdaad een hele uitdaging, maar niet alleen op akoestisch en in de eerste plaats zelfs op thermisch vlak, want veel warmte gaat er verloren en de buitenmuren kunnen voor vochtproblemen zorgen. Kerken en kapellen zijn uiterst geschikt als leerruimte en lenen zich voor spuitoplossingen en baffles, al breken die laatste wat de eigenheid van een ruimte; je kan ze laten zakken tot op 4 m. Uiteindelijk is een combinatie van systemen aangewezen. Je werkt ook altijd situationeel (bv. bij aanwezig asbest) en er is geen passe-partoutoplossing”, weet Jos Leyssens.
“Op akoestisch comfort kan je niet altijd als fabrikant inspelen, want bij sommige renovaties mag bv. niet aan bepaalde elementen geraakt worden. We moeten de akoestische kwaliteit tot op een behoorlijk basisniveau brengen en vervolgens verfijnen”, meent Valerie Louwagie. “30 tot 35% van het bouwbudget gaat vandaag op aan (soms lawaaierige) technieken die je trillingvrij moet opstellen, liefst in het gebouw. Achter die kanalen zitten motoren die achtergrondruis maken die tot in de lokalen doordringt en die wordt steeds groter want de ventilatievereisten en de debieten nemen alsmaar toe”, meldt Jos Leyssens. “Toestellen op het dak veroorzaken dan weer burenlast”, beseft Floris Rotsaert.
“De Vlaamse minister van Onderwijs beschikt slechts over € 300 miljoen per jaar voor bouwkundige oplossingen in meer dan 4.000 scholen op miljoenen m²; dit is een pleister op een houten been. 80% is bestemd voor verkorte procedures. Dat ons onderwijs achteruitgaat, heeft dan ook te maken met onze schoolgebouwen. We hebben een zestig jaar oud patrimonium, terwijl je om de dertig jaar je patrimonium zou moeten vernieuwen”, klaagt Jos Leyssens. “De situatie in Wallonië is zelfs nog erger. De leerling-leerkracht ratio in Vlaanderen is 9. Sommigen zitten met drie of vier in een klas van 55 m²”, voegt Steven De Bondt hieraan toe. Yves Demaertelaere pleit daarom voor een organisatievorm met grotere communities van leerlingen begeleid door een team van leerkrachten die (nog) meer op maat werken (cf. gepersonaliseerde leertrajecten).
De panelleden suggereren ook nog enkele goede, budgetvriendelijke oplossingen die het geluidsniveau specifiek kunnen verlagen in kleuterklassen en turnzalen.
“Voor een nieuwe klassieke sporthal van 20 bij 40 m met een grote overspanning van bv. 15 m en een lichtdak werken we met een geperforeerd steeldeck. Voor een bestaande sporthal is een spuitoplossing aangewezen omdat je tegen de structuur aan kunt werken en alles zo kunt laten. We kunnen de akoestiek van een sporthal nooit alleen optimaliseren met een oplossing aan het dak; je moet ook een wand aanpakken met een akoestisch wandsysteem, een eenvoudig en makkelijk te plaatsen lattensysteem met een speling onderaan van 1 cm en bovenaan van 2 cm en daarachter een minerale oplossing. In nieuwbouw verkiezen we akoestische blokken met gleufopeningen (niet op de onderste 3 m) die holteresonantie veroorzaken. In die blokken zit ook minerale wol”, verklaart Jos Leyssens. Floris Rotsaert verwijst naar balbestendige dak- en wandpanelen en systemen die je aan plafonds bevestigt; op horizontale baffles kan van alles blijven liggen.
Justine Derudder vindt ook het terugverdienaspect van al deze maatregelen belangrijk. “Daarnaast moeten we focussen op het welzijn van mensen en vermijden dat ze uitvallen; dat is veel moeilijker kwantificeerbaar. De politiek zou daar meer de aandacht moeten op trekken”, beklemtoont ze. “Ons systeem is volledig gebaseerd op zorgverlening achteraf in plaats van op preventie”, betreurt Valerie Louwagie.
Jos Leyssens stelt wel vast dat scholen zich concentreren in grotere entiteiten zodat ze kunnen beschikken over professioneler personeel (preventieadviseur, technisch directeur, …). Daar is sensibilisering minder nodig want meestal kan een gesprekspartner in de school meedenken.